Vanaf het studiejaar 2017/2018 hebben studenten moeten lenen om hun opleiding te kunnen bekostigen. Dit in tegenstelling tot de generatie voor hen. Op dit moment bestaat in politiek Den Haag de ambitie om de basisbeurs en aanvullende beurs terug te laten komen. Dit zou een afscheid van het leenstelsel betekenen.
Terugkeren naar de basisbeurs is natuurlijk een mooi besluit. Niet langer beginnen starters hun leven met een schuld van in sommige (extreme) gevallen € 80.000,-. De norm wordt weer dat de overheid het onderwijs zal bekostigen. Mogelijkerwijs heeft dit te maken met het feit dat de gedane toezegging – de opbrengsten van het leenstelsel zouden voor 100% worden geïnvesteerd in het onderwijs – niet is nagekomen.
Het is duidelijk dat het leenstelsel flinke nadelen bevatte. De inkomens- en vermogenskloof werd vergroot, starters begonnen hun leven met een schuld, waardoor het voor hen onmogelijk werd om – zeker in het licht van de huidige markt – een woning te kunnen kopen. Kortom: genoeg redenen om het leenstelsel te herzien. De mensen die geleend hebben, wordt de pechgeneratie genoemd. Maar kan dit wel?
Iedereen die in Nederland verblijft en in een identieke situatie verkeert, moet op een gelijke wijze behandeld worden. Dit volgt uit het eerste artikel van de Nederlandse Grondwet. Maar in hoeverre schendt het leenstelsel deze bepaling? Wordt elke student wel gelijk behandeld?
In mijn optiek is dat niet het geval. Een bepaalde groep studenten wordt anders behandeld doordat zij in een andere periode hebben gestudeerd. Zij krijgen geen basisbeurs (en mogelijk, afhankelijk van het inkomen van de ouders een aanvullende beurs), maar hebben moeten lenen. De gevolgen voor deze generatie is schrikbarend. In plaats van al het mogelijke te doen om deze groep zo goed als kan te compenseren, stelt de overheid dat er slechts sprake is van een zogenoemde ‘tegemoetkoming’.
Het bovenstaande betekent niet alleen dat starters die onder het leenstelsel vielen hun werkzame leven beginnen met een forse schuld, het betekent ook dat het voor hen schier onmogelijk wordt om een huis te kopen. Voor de beoordeling welke hypotheek verkrijgbaar is voor de consument, wordt immers de studieschuld meegewogen.
Feit is dat het leenstelsel niet meer teruggedraaid kan worden. Wel kan de overheid (veel) meer doen om de schade te vergoeden. Op dit moment wordt er een studievoucher uitgereikt. Deze voucher wordt pas uitgereikt na afronding van de opleiding. Dit heeft tot gevolg dat vrijwel nimmer er daadwerkelijk gebruik kan worden gemaakt van de studievoucher. Na vele jaren wordt de waarde van de studievoucher uitgekeerd.
De tegemoetkoming voor de pechgeneratie, wordt aan de andere kant direct teruggehaald door de overheid. Ex-studenten moeten rente gaan betalen over hun studieschuld. De facto is het ‘verlies’ van de overheid door de pechgeneratie tegemoet te komen, dus direct gedekt door de rente te verhogen. Een sigaar uit eigen doos dus.
In ieder geval kan geconcludeerd worden dat de oplossingen zoals aangedragen door de overheid, weinig chique zijn. Er wordt geen aandacht besteed aan de problemen waar de pechgeneratie zich voor gesteld ziet. Een fatsoenlijke vorm van compensatie wordt ook niet geboden.
De vraag is echter of de pechgeneratie anders wordt behandeld en of deze mogelijke andere behandeling in strijd is met artikel 1 van de Grondwet. Dit is wel degelijk het geval. De overheid introduceerde een wet. Deze wet bleek niet te werken en kent ‘slachtoffers’ die hier de rest van hun leven last van zullen hebben door af te moeten lossen. Door deze generatie studenten niet te compenseren, houdt de overheid de andere behandeling van deze groep in stand. De overheid handelt daarmee in strijd met artikel 1 van de Grondwet door de pechgeneratie niet te compenseren.